Orgelpijppoliep
Deze hydroïdpoliep komt veel voor in de Oosterschelde. Hij wordt voor een poliep vrij groot (een paar centimeter), maar blijft wel een flinke slag kleiner dan de verwante penneschaft (Tubularia indivisa) die ook in de Oosterschelde voorkomt en soms stelen van meer dan 20 cm lang heeft.
De poliepen staan in trossen bij elkaar en hebben lange, dunne stelen. In het voorjaar vormen de poliepen aan de top trosjes rode voortplantingsorganen (bij de penneschaft zijn deze wit). Na verloop van tijd bedekken die de tentakels helemaal.
Na de bevruchting van de eitjes ontstaan kwalletjes. Deze kwalletjes laten niet los maar vormen elk één enkele larve. Die 'loopt' met zijn 10 tentakels naar de voet van de steel van de ouder-poliep en groeit daar vast. In de loop van het voorjaar gaan de oude poliepen dood en groeien de larven uit tot nieuwe poliepen.